Nieuws

Geen dwingend nationaal weidevogelplan

Staatssecretaris Martijn van Dam is niet voor een nationaal weidevogelplan dat provincies, grondeigenaren en grondgebruikers dwingend oplegt welke doelstellingen moeten worden bereikt. Hij reageert in een brief aan de Tweede Kamer op de initiatiefnota 'Vogels de weide wereld in'.

Initiatiefnota GroenLinks

Het lid Rik Grashoff van GroenLinks presenteerde in juli de initiatiefnota ‘Vogels de weide wereld in’ voor het redden van de weidevogels in Nederland. De initiatiefnota schetst een somber beeld over de weidevogelstand in Nederland. Sinds 1990 is de gruttopopulatie gehalveerd en zijn de populaties kieviten met 40%, veldleeuweriken met 60% en scholeksters met 65% afgenomen. Ook de slobeend en graspieper tonen sinds 1990 een duidelijke daling. Tussen 2002 en 2011 zijn de aantallen scholeksters, kieviten, grutto’s en tureluurs resp. 4,6%, 3,4%, 3,3% en 2,1% per jaar afgenomen. De daling van het aantal weidevogels komt vooral doordat kuikens niet kunnen overleven. Dit is een gevolg van de intensivering van de landbouw, waarbij eerder wordt gemaaid en meer meststoffen worden gebruikt. Hierdoor ontstaat een eentonige monocultuur in het grasland: korter gras, weinig bloemen en kruiden, en weinig insecten. Hierdoor ontstaat een tekort aan voedsel en schuilplaatsen.

Voorstellen

In de initiatiefnota worden een aantal voorstellen gedaan ter verbetering van het weidevogelbeheer. Zo wordt gesteld dat er op basis van wetenschappelijk onderzoek en overleg met maatschappelijke organisaties de minimum omvang van populaties weidevogels moet worden vastgesteld. Voor de grutto noemt de nota het getal van minimaal 40.000 broedparen op basis van trendontwikkeling van SOVON; een aantal waar we nu al ver onder zitten. Een ander voorstel is het instellen van een formeel Nationaal Programma Weidevogels, waarbij een nationale doelstelling wordt geformuleerd voor het behoud van de weidevogels in Nederland. In het nationale programma wordt de mogelijkheid opgenomen voor de staatssecretaris om, indien nodig voor het behalen van de nationale doelstelling, over te gaan tot het stellen van verplichtingen via de provincies. De provincies verkrijgen dan de bevoegdheid om weidevogelkerngebieden aan te wijzen, waarbij aan grondeigenaar/gebruiker de verplichting wordt opgelegd om in die gebieden beschermende maatregelen voor weidevogels te treffen. Deze plicht is gekoppeld aan een wettelijk recht op adequate vergoeding.

Verantwoordelijkheid bij provincies

Van Dam geeft in zijn reactie aan geen voorstander te zijn van een dwingend nationaal weidevogelplan. Opleggen van dwingende doelstellingen aan provincies en grondeigenaren en gebruikers past niet bij gedecentraliseerd beleid. Provincies voeren het agrarisch natuur- en landschapsbeheer uit, en daarmee zijn de provincies verantwoordelijk voor het verbeteren van het weidevogelbeheer. De staatssecretaris werkt nauw samen met de provincies om het nieuwe Agrarisch natuur- en landschapsbeheer tot een succes te maken. De staatssecretaris denkt dat daarin verbeteringen mogelijk en nodig zijn, hoewel de evaluaties nog niet zijn afgerond. Eerder dit jaar heeft van Dam met provincies afgesproken om het traject ‘lerend beheren’ in te zetten. Het doel van dit traject is om de efficiëntie en ecologische effectiviteit te verhogen. Indien op termijn blijkt dat naast ‘lerend beheren’ een extra financiële impuls wenselijk is, is dit de verantwoordelijkheid van de provincies.

De staatssecretaris kondigt aan in oktober met een aanpak weidevogels te komen.

(Bron foto: Initiatiefnota Vogels de weide wereld in_GroenLinks)